Er was eens een vader die met zijn zoontje naar een ver land reisde. Onderweg moesten ze een hoge berg over en vlak bij de top daarvan brachten ze de nacht door in een hut. Bij het aanbreken van de dag verdreef de zon de duisternis en kleurde met zijn warme stralen de met sneeuw bedekte bergtop vlammend rood. Toen de jongen wakker werd, zag hij door het raam de roodgloeiende hemel en de vlammende bergtop. En aangezien hij nog maar klein was, kon hij alleen door het bovenste deel van het raam kijken. Hij begreep de gloed daar buiten niet en het joeg hem schrik aan. Hij voelde een hevig verlangen naar de geborgenheid en veiligheid van zijn ouderlijk huis en hij wenste dat hij nooit met zijn vader was meegegaan. De opkomende zon verwarmde de sneeuw, die zich vervolgens losmaakte van de bergwand en zich als een donderende lawine het dal in stortte. Het vreselijke geluid joeg de jongen zo mogelijk nog meer schrik aan dan de vlammende hemel. Hij liep naar zijn vader, schudde hem wild heen en weer om hem wakker te maken en riep: “Papa, papa! Word wakker, word wakker. Het is het einde van de wereld!” De vader opende zijn ogen en ging rechtop zitten. Door het raam – dat voor zijn zoon nog te hoog was – kon hij wél alles duidelijk zien. Hij nam de hand van de jongen in de zijne en zei geruststellend: “Nee, mijn jongen, dat is niet het einde van de wereld. Dat is het begin van een nieuwe dag!”
Dat wij maar een heel klein deel van de werkelijkheid zien is een waarheid als een koe. Maar wat doen we ermee? Blijft het slechts theorie of wordt het een doorleefd inzicht? Het kleine beetje dat we zien verandert in ons brein razendsnel in een vaststaand feit, een mening, oordeel of overtuiging. Stel je voor dat we van het hele kleurenspectrum alleen maar de kleur rood zouden kunnen zien. Dan is de hele wereld rood en wij zelf ook, daar zijn we dan vast van overtuigd. Dat er in het kleurenspectrum ook nog andere kleuren zijn, ontgaat ons, daar weten we niets van. Laat staan dat we iets zouden weten van de vibraties onder rood en boven violet.
De ‘hele’ werkelijkheid is een onmetelijk spectrum. We zien er maar fragmenten van en daarop baseren we vervolgens onze meningen en overtuigingen. Ik heb eens iemand horen zeggen: “Het is prima dat je een eigen mening hebt, als je haar maar niet tot absolute waarheid verheft.” Dat is wat we meestal juist wél doen. Hoeveel ruzies, conflicten en oorlogen ontstaan er niet door verschillen in overtuigingen! Het kleine beetje dat we zien wordt onze ‘waarheid’.
Als we ergens met onze neus bovenop zitten, is ons gezichtsveld beperkt. Als er meer afstand is, zien we meer. Vanuit een helikopter zien we een veel groter deel van het landschap, van de werkelijkheid. Er ontstaat dan een verschuiving, een verandering van onze overtuigingen. En daarmee ontstaat het inzicht dat overtuigingen op z’n minst relatief zijn.
Een bijzondere betekenis krijgt dit verhaal door de overtuiging van de jongen dat het einde van de wereld nabij is. Een idee dat met het oog op het jaar 2012 bij veel mensen leefde. Een idee dat angst met zich meebracht. De opgaande zon veroorzaakt lawines en kleurt de lucht en de aarde rood. Dat kan inderdaad angstig maken. Maar wie door het ‘héle raam’ kan zien, weet dat het tekenen zijn van het begin van een nieuwe dag. Door ruimer zien wordt angst getransformeerd tot een stil en ruimer weten.